RENGELINK | SORIANO

Nieuws en blogs

Nieuws en blogs

Kan de rechter bepalen of een kind de nieuwe partner van een gescheiden ouder mag aanspreken met mama of papa?

De enkelvoudige kamer van de rechtbank Noord-Holland oordeelde op 11 mei 2022 dat de rechter dat kan bepalen en dat in het voorliggende geval de term papa of mama exclusief moet worden gereserveerd voor de ouders ECLI:NL:RBNHO:2022:4289

 Wat was er aan de hand.

Uit een relatie tussen een man en een vrouw is een kind geboren. De vader heeft het kind erkend. De ouders hebben het gezamenlijk gezag geregeld. De relatie is verbroken en partijen zijn uit elkaar. Vader heeft inmiddels ook een nieuwe partner. Het kind heeft hoofdverblijfplaats bij moeder. Er is een zorgregeling die – kort samengevat – inhoudt dat het kind de ene week het weekend en de andere week van zondagmiddag tot dinsdag ochtend bij de vader verblijft. De schoolvakanties worden gelijk verdeeld.

Partijen konden geen overeenstemming vinden over de keuze van een basisschool. Dat gezag geschil heeft moeder voorgelegd aan de rechter. Naast dat verzoek heeft de moeder de rechter ook het volgende verzocht te bepalen:

 “Tevens heeft de moeder verzocht om te bepalen dat de ouders slechts de moeder zullen aanspreken en alleen naar haar zullen verwijzen bij het gebruik van het woord “mama” en dat zij ook derden hiervan in kennis stellen en hierop zullen wijzen, waaronder de huidige partner en op termijn het halfzusje van [de minderjarige] .

Volgens de moeder noemt [de minderjarige] de huidige partner van de man “mama” en wordt dit niet ontmoedigd door de vader. De moeder vindt dit niet verstandig en meent dat dit verwarrend is voor [de minderjarige] . Zij vindt het niet in het belang van [de minderjarige] . Het doet haar zelf ook verdriet. De moeder heeft gewezen op de verschillende modellen voor het opstellen van ouderschapsplannen waarin standaard staat opgenomen dat de termen “mama” en “papa” gereserveerde termen zijn voor de ouders van kinderen.”

 Standpunt van vader:

 “De vader ziet er geen onoverkomelijk bezwaar in als [de minderjarige] de partner van de vader aanspreekt met “mama”. De anderen personen in het gezin zeggen ook mama tegen haar en [de minderjarige] heeft dat overgenomen. De vader heeft meerdere malen tegen [de minderjarige] gezegd dat hij ook “ [naam] ” mag zeggen tegen zijn huidige partner. [de minderjarige] veranderde dat zelf al snel weer in “mama”. De vader is van mening dat hij [de minderjarige] niet kan verplichten om geen “mama” te zeggen tegen zijn partner. [de minderjarige] is hierin lastig te sturen en de vader wil hem hiervoor niet straffen. Hij geeft aan dat het [de minderjarige] duidelijk is dat hij maar één echte moeder heeft. Volgens de vader is de huidige situatie niet verwarrend voor [de minderjarige].” 

Beslissing van de rechter: 

De rechter oordeelt dat deze vraag aan de rechter kan worden voorgelegd en acht moeder ontvankelijk in haar verzoek.

 “Geschillen in het kader van de gezamenlijke uitoefening van het gezag kunnen aan de rechtbank worden voorgelegd op grond van artikel 1:253a lid 1 BW. 

“Het ouderlijk gezag omvat de plicht en het recht van de ouder zijn minderjarig kind te verzorgen en op te voeden. Onder verzorging en opvoeding worden mede verstaan de zorg en de verantwoordelijkheid voor het geestelijk en lichamelijk welzijn en de veiligheid van het kind alsmede het bevorderen van de ontwikkeling van zijn persoonlijkheid. Het ouderlijk gezag omvat mede de verplichting van de ouders om de ontwikkeling van de banden van zijn kind met de andere ouder te bevorderen (artikel 1:247 BW).'“

De rechtbank is van oordeel dat de vraag of een kind de nieuwe partner van een van de ouders mag aanspreken met mama of papa een onderwerp is dat samenhangt met de uitvoering van het ouderlijk gezag. De rechtbank is dan ook van oordeel dat een geschil over dit onderwerp een geschil is dat op grond van artikel 1:253a BW aan de rechtbank kan worden voorgelegd. De rechtbank acht de moeder dan ook ontvankelijk in haar verzoek.”

Vervolgens oordeelt de rechtbank inhoudelijk en wijst het verzoek van de moeder toe:

 “[de minderjarige] heeft één moeder en één vader. Dit moet voor [de minderjarige] duidelijk zijn en duidelijk blijven. Als [de minderjarige] de vrijheid heeft en krijgt om ook de partner van de vader aan te spreken met mama kan er voor [de minderjarige] verwarring gaan ontstaan over zijn afkomst en over zijn familiebanden. Dit kan leiden tot problemen in zijn ontwikkeling. Het exclusieve gebruik van de aanspreekvorm mama voor de moeder van [de minderjarige] draagt er ook aan bij dat de band tussen [de minderjarige] en de moeder niet verstoord raakt door de rol van de nieuwe partner van de vader in het leven van [de minderjarige] . De rechtbank zal het verzoek van de vrouw op dit punt dan ook toewijzen. De rechtbank geeft ouders daarbij mee dat zij er goed aan doen om [de minderjarige] hierin te begeleiden en hem duidelijk te maken dat het gebruik van het woord “mama” voor de moeder van [de minderjarige] is voorbehouden. Niet door hem te straffen maar door hem hierin op een juiste manier te begeleiden. Partijen zullen hier één lijn in moeten gaan trekken. De rechtbank wijst erop dat advies bij het Centrum Jeugd en Gezin (CJG) kan worden ingewonnen over hoe dit het beste aangepakt kan worden.” 

Om vervolgens het volgende te bepalen: 

“bepaalt dat de ouders slechts de moeder zullen aanspreken en alleen naar haar zullen verwijzen bij het gebruik van het woord “mama” en dat zij ook derden hiervan in kennis stellen en hen hierop zullen wijzen, waaronder de huidige partner en op termijn het halfzusje van [de minderjarige];” 

Een interessante uitspraak die ook nogal wat vragen oproept. Voor beide standpunten is wat te zeggen. De gedachte komt op of er gezinssamenstellingen of omstandigheden te bedenken zijn die tot een ander oordeel nopen. We gaan hier vast nog meer en vaker van horen, nu samengestelde gezinnen steeds vaker voorkomen.  

De rechtbank overweegt hier dat een minderjarig maar één moeder en één vader heeft. Wellicht zijn er velen die daar misschien andere gedachte of gevoelens bij hebben. 

Wilt u meer weten over deze uitspraak of heb u ander vragen voor een van onze advocaten personen- en familierecht of echtscheidingsrecht, neemt u dan contact op met ons kantoor. 

mr. E.M. Rengelink

Evert en Francisco